Onlangs is in opdracht van de wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een onderzoek uitgevoerd dat als titel Perspectief op integratie heeft meegekregen. In deze studie is onderzoek gedaan naar de sociaal-culturele integratie van Turken Marokkanen, Surinamers en Antillianen en de ontwikkelingen die zich hierin hebben voorgedaan.
Volkskrant Vrijdag 27 juli 2001
De integratie van minderheden heeft tijd nodig, zegt Ugur Pekdemir in een reactie op het onderzoek. Het integratieproces wordt in elk geval niet versneld door steeds weer met nieuwe beleidsnota’s te komen.
Onlangs is in opdracht van de wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) een onderzoek uitgevoerd dat als titel Perspectief op integratie heeft meegekregen. In deze studie is onderzoek gedaan naar de sociaal-culturele integratie van Turken Marokkanen, Surinamers en Antillianen en de ontwikkelingen die zich hierin hebben voorgedaan.
Geconcludeerd wordt dat er grote verschillen zijn in de mate van integratie. Turken en Marokkanen kennen de grootste sociale en culturele afstand, Surinamers en Antillianen de geringste. Verder wordt geconcludeerd dat over het geheel genomen Turken het minst sociaal-cultureel georiënteerd zijn.
Op zich is er niets mis met de conclusies. De interpretaties en uitleg hiervan door de onderzoeker, J. Dagevos, zijn echter ongenuanceerd (de Volkskrant, 18 juli). Dit heeft weer geleid tot reacties van de Turkse zijde (‘Turken houden zich niet afzijdig’, Forum, 21 juli).
Op basis van het genoemde onderzoek en zeven andere ‘werkdocumenten’ zal de WRR in oktober een advies uitbrengen aan de regering over het te voeren minderhedenbeleid. Dit deed de WRR ook in 1979 en 1989.
Het hele onderzoek ademt iets van wedijver. Zo worden de Turken en de Marokkanen aan de ene kant en de Surinamers en de Antillianen aan de andere kant als onderlinge concurrenten opgevoerd. Ze worden uitgedaagd om zich ten koste van elkaar beter te presenteren aan de autochtone Nederlanders. De rol van de overheid en die van de ‘Nederlandse’ samenleving wordt niet of te weinig uitgelicht.
In 1989 kwam de WRR met een rapport onder de titel Allochtonenbeleid waarin werd gesteld dat ‘de overheid de betrokken groepen te zeer als zorgcategorieën heeft beschouwd, in plaats van hun kansen tot zelfstandigheid te bieden’. De overheid kende zichzelf niet alleen de verantwoordelijkheid toe voor het inlopen van achterstanden, maar nam tevens de zorg voor de culturele zelfbevestiging van de verschillende etnische groepen op zich.
De laatste jaren is, ingegeven door angst voor mislukking van het beleid een kentering zichtbaar. Het nieuwe inzicht luidt dat de overheid meer ruimte moet bieden voor eigen initiatief en zelfredzaamheid, het trefwoord hierbij is integratie.
Het laatste onderzoek moet een perspectief bieden op deze integratie. Dit perspectief is echter heel erg eendimensionaal. Bepalend voor de mate van integratie is volgens de onderzoekers namelijk de mate van assimilatie. Het is evenwel interessanter het integratieproces vanuit een historisch perspectief te benaderen. De uitgangsposities van de immigranten zijn totaal verschillend. Zo spreken de meeste Surinamers en Antillianen Nederlands en zij kunnen daardoor met minder moeite dan de Turken en Marokkanen deelnemen aan het onderwijs. Zo weten we uit een ander onderzoek dat de nieuwkomers zo’n drie generaties nodig hebben om zich ‘volledig thuis te voelen’.
Dat gold ook voor twee succes- volle groepen in het verleden: de Vlamingen die rond 1600 kwamen, en de Hugenoten aan het eind van de zeventiende eeuw. In het licht van de historische ervaringen moet worden vastgesteld dat de verwachtingen nu vaak te hoog gespannen zijn. Problemen verschuiven in de tijd en beleid heeft geen constant effect.
Studies en onderzoeken volgen elkaar steeds sneller op. De inkt van ene onderzoek is nog niet droog of er is een nieuwe nota verschenen. De beleidsmakers lijken op de afnemende effectiviteit van het beleid te reageren door nog meer papieren beleid te ma- ken. Het laatste onderzoek is hiervan een schoolvoorbeeld.
Beter is het nu eerst de tijd voor reflectie te nemen. Laten we eerst kijken of de beoogde beleidseffecten zijn gerealiseerd en dan pas overgaan tot nieuwe acties. Met betrekking tot het beleid moet gedacht worden in termen van geboorte, groei, pubertijd, volwassenheid en dood in plaats van in.
Leave feedback about this