Onderwijsminister Plasterk wil niet dat scholieren al meteen na de basisschool een beslissing over hun toekomstige schoolloopbaan moeten nemen. Nu moeten zij vanaf een jaar of twaalf al kiezen voor vmbo, havo of vwo. In Nederland worden van een kind veel te vroeg de competenties van een volwassene verwacht, meent ook Tuncay Çinibulak.
Hoewel ik als kind goed was in wis-,natuur- en scheikunde en een baan als astronoom ambieerde, bleek mijn keuze voor de exacte vakken op de havo later totaal verkeerd geweest te zijn. Van literatuur of kunstzinnige vorming had ik destijds geen hoge pet op, omdat noch in mijn leefomgeving noch op de middelbare school iemand daar waardering voor had. Pas later, toen ik in kringen van hoogopgeleide kwam, drong het tot mij door dat ik voor astronoom niet in de wieg gelegd was.
Ik koos voor de journalistiek, de literatuur en de muziek, omdat ik toch al van kinds af aan
dichtte en twee instrumenten bespeelde. Ik ben geen uitzondering op de regel in het maken van de verkeerde keuze, maar slechts een voorbeeld van de realiteit in veel achterstandswijken.
Net als ik zijn er mensen die vinden dat het idee van de minister allang ingevoerd had moeten worden. Eén van die mensen is Zeki Arslan, onderwijsdeskundige bij multicultureel instituut Forum. Ook hij geeft aanwaarom een latere keuze goed uitpakt voorde zwarte Nederlanders. Hij wijst erop dat tachtig procent van de niet-westerse allochtone kinderen na de basisschool doorstroomt naar het vmbo. “Dat is schrikbarend. Voor 45 procent van de allochtone leerlingen wordt de schoolkeuze al in groep acht van de basisschool door de leerkrachten gemaakt. Leerlingen die bijvoorbeeld een taalachterstand hebben, worden automatisch naar het vmbo gestuurd, terwijl men nog weinig weet over hun individuele kwaliteiten. Het gevolg is dat zij te ver onder hun niveau moeten presteren en dat ze niet gemotiveerd zijn of weinig uitdaging zien.”
Sommigen lukt het later wel weer om de weg naar het hoger onderwijs te vinden, meent Arslan. “53 Procent van de hoogopgeleide allochtonen bereikt via allerlei omwegen ten slotte toch de universiteit en de hogeschool. Zij beginnen dus laat met het ontwikkelen van hun talenten, terwijl een overgrote meerderheid daar niet eens aan toekomt.”
Ook ik ben via de mavo uiteindelijk op het hbo terechtgekomen, terwijl mijn twee jongere zussen door ons aandringen bij hun leerkrachten allebei naar het vwo mochten, dat zij overigens zonder te struikelen hebben afgerond. Met mij verbaast ook Arslan zich dat er in de politiek zo veel weerstand is tegen dit ministeriële idee, terwijl er in de landen om ons heen voorbeelden te over zijn van gevallen waarin het goed werkt. Politici hebben vaak weinig weet van de dagelijkse praktijk. Ik nodig deze mensen graag uit om eens een ROC in de Randstad van binnen te bekijken. Bijna alle leerlingen zijn er getint en ik heb weinig kinderen gezien die met trots melden dat ze op het vmbo of op een ROC zitten. Hun motivatie is laag, velen kampen met een minderwaardigheidscomplex en verdoen hun tijd in snackbars of op straat.
Het probleem is dus tweeledig. Aan de ene kant worden kinderen gedwongen op jonge leeftijd een schooltype te kiezen. Aan de andere kant krijgen veel Nieuwe Nederlanders een (te) laag schooladvies. Veel hoogopgeleide migranten kunnen deze constatering
bevestigen. Zelf heb ik veel klasgenoten op de middelbare school zien wegglijden in de criminaliteit. Anderen zijn te vroeg van school gegaan of in het huwelijksbootje gestapt, omdat zij geen zin meer hadden om te studeren. Dat laatste dan in weer wil van het feit dat ze veel intelligenter waren dan ik en veel beterecijfers haalden.
Neem Atilla Aytekin, voorzitter van het academisch netwerk van Turken in Nederland. In zijn boek Atilla’s Dutch Dream vertelt hij uitvoerig hoe frustrerend hij dat lage schooladvies vond en hoe hij geworsteld heeft om desondanks zijn weg naar de universiteit te vinden. Aytekin heeft de universiteit
succesvol afgerond. Hij is onlangs zelfs gekozen tot Amsterdamse Zakenman van het jaar 2008 en geeft nu succesvol leiding aan een miljoenenbedrijf.
Een leerling uit een achterstandsmilieu kan een bewustere keuze maken als hij of zij op een gemengde school zit met leerlingen uit alle sociale lagen en met diverse competenties.
Men stimuleert er elkaar wederzijds. Het gaat hierbij om tienduizenden leerlingen per jaar. Wie eenmaal op het vmbo belandt, stroomt echter niet of nauwelijks door naar havo of vwo. Voorzitter Alexander Rinnooy Kan vande Sociaal-Economische Raad, de invloedrijkste man van Nederland, heeft eens gezegd dat wanneer je slimmere kinderen met minder slimmere kinderen in één klas zet, de minderen zich optrekken aan de slimmeren en het beter gaan doen, maar dat het niet zo is dat slimme kinderen ineens minder slim worden omdat ze met mindere goeden in de klas zitten. In klassen kan diversiteit van niveau dus voor de kinderen met een achterstand heel vruchtbaar zijn.
In hun boek Gaat de elite ons redden?schrijven Krijn van Beek en Marcel van Beek
dat het Nederlandse onderwijssysteem ongelijkheid in de hand werkt. Daardoor gaat talent uit de sociale lagen verloren, vinden zij. Kinderen van rijke ouders, of afkomstig uit de intellectuele en bestuurlijke elite, gaan min of meer automatisch naar het gymnasium. Van ‘gewone’ mensen of mensen uit achterstandsmilieus (lees: allochtonen) wordt verondersteld dat ze een ander (lager) schooltype kiezen. Deze twee groepen jongeren vervreemden zo al op jonge leeftijd van elkaar en die kloof wordt later alleen maar groter, omdat ze noch hun kennis noch iets cultureels met elkaar delen. Uit de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat 83 procent van de leerlingen die in allochtone wijken wonen geen autochtone klasgenoten heeft. Daarentegen heeft 12 procent van de autochtonen die in een witte wijk wonen een niet-westerse allochtoon als klasgenoot.
Veel kinderen die ik ken in Amsterdam-West kiezen voor scholen waar hun klasgenoten, buurtgenoten of oudere broers of zussen ook op zitten. Velen doen dit omdat zij zich daar qua cultuur thuisvoelen, en dat is jammer. Het zijn stuk voor stuk heel slimme kinderen, maar zo wordt de kloof tussen hen en hun autochtone leeftijdgenoten alleen maar groter en worden veel talentvolle kinderen niet gestimuleerd om hun kwaliteiten te ontwikkelen.
Ook wetenschappelijk valt de keuze van de minister te verdedigen. Onderzoeker Maurice Crul van de Universiteit van Amsterdam heeft een interessant onderzoek gedaan naar de tweede generatie Turken en Marokkanen. Uit dat onderzoek blijkt dat er een directe korrelatie is tussen de selectie voor een schooltype op latere leeftijd en het percentage dat doorstroomt naar hoger onderwijs. In Frankrijk (keuze op 15 jaar) gaat 47 procent van de Turken bijvoorbeeld naar de hogeschool of universiteit. In Nederland wordt die keuze op 12-jarige leeftijd gemaakt en gaat 28 procent van de Turken naar het hoger onderwijs. In Duitsland doen ze het ’t slechtst. Daar wordt de selectie al op 10-jarige leeftijd gemaakt en gaat slechts 7 procent van de Turken naar het hoger onderwijs! Volgens Crul worden kinderen in Duitsland op hun tiende geselecteerd voor de ‘Hauptschule’, vergelijkbaar met het vmbo, en op hun vijftiende voor een duale beroepsopleiding. “Ontsnappen uit deze route is nauwelijks mogelijk. Daar ontstaat geen Turkse elite. Dat gaat ze nog eens een keer opbreken,” aldus Crul in een reactie. In Nederland worden kinderen van 12 verdeeld over vmbo, havo en vwo, en daarmee ligt hun schoolcarrière goeddeels vast. Crul: “Kinderen met een laag schooladvies worden opgesloten op het vmbo.” Al die veranderingen gingen dezelfde kant op: wie op het vmbo terechtkwam, kwam er niet meer vanaf. Het ‘opstromen’ (van mavo naar havo naar vwo) dat een behoorlijk percentage leerlingen altijd lukte, kwam vrijwel tot stilstand. “Voor witte kinderen die naar de havo gingen, was er niets aan de hand. Allochtonen en kinderen uit de arbeidersklasse hebben de prijs betaald,” zegt Crul. Ons land draait op de kenniseconomie.We moeten ervoor zorgen dat al die allochtone jongens en meisjes hun talent maximaal kunnen benutten. De eerste stap in de goede richting is het verleggen van het keuzemoment naar de middelbare school en de brede brugklas. Als dit systeem ingevoerd wordt, is dat een zegen voor ons onderwijssysteem en voor de ontwikkeling van al het jonge talent.
Leave feedback about this